Podcast: Jezuïetenstreken, 1 – Het Buskruitverraad

transcript | leeslijst

Inspectie van de kelders door de Yeomen of the Guard (Bron: UK Parliament)

Transcript

Welkom bij luminati.be. Mijn naam is Frank. Ik schrijf en vertel verhalen over complottheorieën, pseudowetenschap en desinformatie.

Inleiding

Voor deze podcastreeks heb ik drie afleveringen over een organisatie die al eeuwenlang een verrassend centrale plaats heeft in de Oost- en West-Europese samenzweringsfolklore: de jezuïeten.

Auteur Jonathan Wright stelde dat “de jezuïeten altijd bijzonder invloedrijk geweest [zijn]. Ze ontwrichtten de zekerheden en hiërarchieën van de rooms-katholieke kerk en veranderden het intellectuele, culturele en spirituele landschap van Europa, Azië en Amerika voorgoed.” Andere kant van de medaille: vanaf hun oprichting beschouwden tegenstanders de jezuïeten als intriganten en samenzweerders. En dikwijls zeer terecht: de historische reputatie van de soldaten van Jezus is terecht aan de donkere kant, hun kerfstok is lang.

Onder mede-Roomskatholieken was de liefde voor de jezuïeten historisch gezien niet heel groot. De orde werd verschillende keren verboden, soms door lokale heersers, soms door het Vaticaan. Paus Clemens XIV verbood bijvoorbeeld de jezuïeten in 1773. Acht jaar later herstelde Pius VII de orde.

De afkeer tegenover jezuïeten heeft zich in de loop der tijden over álle christelijke denominaties uitgebreid. Onder protestanten van de fundamentalistischere soort zijn de jezuïeten altijd al de vertegenwoordigers van het vermaledijde papisme, het pausdom geweest. In kringen van Russische nationalisten zijn het de jezuïeten die het grote Russische Rijk versnipperd hebben.

Uitlopers hiervan vinden we in talloze complotverhalen waarin zij de hoofdrol toebedeeld krijgen. Ik heb in eerdere podcasts hun zogezegde rol beschreven in de context van het geloof in de platte aarde en in pseudohistorische theorieën à la Tartaria. Toen de Argentijn Jorge Mario Bergoglio in 2013 als eerste jezuïet in de geschiedenis van de Heilige Stoel verkozen werd tot paus, gonsden de krochten van het internet dan ook van de duistere samenzweringstheorieën. We kennen hem beter onder zijn artiestennaam Franciscus I.

Eerder dan élke echte en vermeende samenzwering van boosaardige jezuïeten uit de doeken te doen, wil ik mijn verhaal ophangen aan een algemene inleiding en drie kapstokken. Alle drie uit het zeventiende-eeuwse Engeland.

In mijn eerste verhaal knoop ik een pak jezuïetengeschiedenis aan het Buskruitverraad van 1605. Nog steeds inspecteren de Yeomen of the Guard net voor de opening van het Britse parlementaire jaar de kelders van het Palace of Westminster. Niet zozeer om te kijken hoe hoog het water staat, eerder om te controleren of de kelders niet andermaal tjokvol explosieven steken en er geen moderne Guido Fawkes klaarstaat om de boel te laten ontploffen. Allemaal heel ceremonieel en symbolisch, uiteraard.

Deel twee gaat over de samenzweringstheorieën naar aanleiding van de Grote Brand van Londen in 1666. Voor complotdenkers toen en later stond vast dat de katholieken, papisten en dus jezuïeten aan de basis lagen van die calamiteit. Die drie termen trouwens, katholieken, papisten, jezuïeten gooien complotdenkers heel graag op een hoop.

Het laatste deel van deze reeks gaat over Titus Oates, de man die in de late zeventiende eeuw meer dan twintig mensen aan de galg praatte met zijn religieus geïnspireerde, antikatholieke verzinselen, waaronder een handvol jezuïeten. Nee, ook op het gebied van complotdenkerij door particulieren was het vroeger niet beter.

Ad maiorem Dei gloriam

Vóór 1534 was Engeland katholiek tot op de draad, maar wie na de invoering van de Akte van Suprematie de vorst niet erkende als hoofd van de nieuwe kerk, verloor het zijne. In één generatie deed koning Hendrik VIII de machtspositie van de katholieke kerk en dus de invloed van de paus in Engeland wankelen. Als hoofd van de nieuwe staatsgodsdienst verbood de koning katholieke misdiensten, ontbond hij abdijen, confisqueerde hij bezittingen. In één moeite door werden trouwens ook andere religieuze minderheden opgejaagd.

Daarmee voegde Hendrik VIII en zijn opvolgers Engeland toe aan het lijstje van Europese landen waar religieuze verschillen, naast de gebruikelijke sociale, economische en geopolitieke, krachtige drijfveren werden voor wrede vervolgingen en brutale oorlogen. En dat waren er nogal wat.

De Europese grootmachten gingen in steeds wisselende allianties verder met hun pogingen om elkaar in te sluiten en zich te wurmen uit de houdgreep van de andere. Religie was daarbij niet altijd een doorslaggevende factor. Hendrik VIII steunde in 1542 Karel V, de door en door katholieke koning van Spanje en keizer van het Heilige Roomse Rijk. Een toenmalig mensenleven later was het katholieke Spanje dan weer de aartsvijand en hadden Hendriks dochter Elizabeth I en Karel V’s zoon Filip II de handen vol met het afslaan van elkaars Armada’s.

Na de invoering van de Anglicaanse staatsgodsdienst met de vorst als hoofd probeerden Engelse katholieken tijdens overzeese missies steun te zoeken bij geloofsgenoten op het continent. Andersom probeerden echte en vermeende agenten uit Vaticaanstad, Spanje en die andere erfvijand Frankrijk, het eiland te infiltreren om contacten te leggen met paapse, pausgezinde opstandelingen. De jezuïeten speelden hierin een cruciale rol.

Aanslag na aanslag

Watjes waren ze hoegenaamd niet, die Britse katholieken. Maar ze leken meer branie dan harses te hebben: het ene complot was eigenlijk al hopelozer in opzet dan het andere en vaak werden de samenzweerders gevat vóór de uitvoering ervan.

In 1571 smeedden ze een groot complot en ‘ze’, dat waren onder meer Mary, de katholieke koningin van Schotland en de hertog van Norfolk, die eveneens druk bezig was met het plannen van een alliantie, ik bedoel huwelijk, met Mary. Ook betrokken waren de Hertog van Alba en zijn Spaanse legermacht die in Nederland klaarstond om de oversteek te wagen. De plannen werden vroegtijdig ontdekt en het Ridolfi Plot, genaamd naar de katholieke bankier en financier, eindigde met de executie van de hertog van Norfolk.

In 1583 planden katholieken een aanslag op koningin Elizabeth I, het zogenaamde Throckmorton Plot. Tegelijkertijd zou Hendrik I van Guise, mede-aanstoker van de gigantische moordpartij op Parijse Hugenoten in 1572, het land binnenvallen. Het Vaticaan en Spanje zouden de zaak financieren, de jezuïeten zouden de operatie mede coördineren. Ook nu werd de samenzwering voortijdig blootgelegd en de deelnemers genadeloos vervolgd.

In 1603 werden de samenzweerders van het Main Plot en Bye Plot tegen James I terechtgesteld. De beklaagden en geëxecuteerden waren in dat geval zowel van de katholieke als protestants-puriteinse overtuiging. Die twee samenzweringen zouden financieel gesteund zijn door het katholieke Spanje. Aldus de officiële verslagen van de processen.

Het Buskruitverraad

Op 26 oktober 1605, enige tijd voor de geplande officiële opening van het parlementaire jaar, kreeg Lord Monteagle een anoniem schrijven met een dringende waarschuwing.

Mijn Heer (zo gaat de brief) omwille van de genegenheid die ik voel voor uw vrienden, ben ik ook bezorgd over uw lijfsbehoud. Ik zou u daarom willen aanraden, aangezien u uw leven liefhebt, om een excuus te bedenken voor uw afwezigheid in het parlement; want God en mens samen willen de boosaardigheid van deze tijden bestraffen.

De Lord, één van de weinige katholieke parlementsleden in die periode, speelde de brief door aan Robert Cecil, de eerste Earl van Salisbury. Hem zouden we nu het hoofd van de koninklijke geheime of veiligheidsdienst noemen. De autoriteiten schoten in actie, op zoek naar de beramers van het zoveelste complot in korte tijd.

Waarschijnlijk was de brief aan Lord Monteagle geschreven door een katholieke medecomplotteur of door iemand uit het entourage. Een mogelijk motief om de brief door te spelen, kan het besef geweest zijn dat een aanslag de katholieke bevolking veel schade zou berokkenen.

De complotteurs hadden toen al zo’n jaar op hun plannen gebroed. Wat in 1604 begon als een samenzwering met enkele deelnemers, geleid door Robert Catesby, groeide door geldgebrek uit tot een weidser complot. Net zoals vele devote katholieken weigerden de complotteurs de vorst als hoofd van de kerk te herkennen en gingen ze niet naar de anglicaanse erediensten.

In 1601 nam Catesby al deel aan de Opstand van Essex. Deze rebellie tegen koningin Elizabeth I mislukte. Catesby werd opgepakt en weer vrijgelaten. In 1603, bij de troonsbestijging van James I, leek het even of de repressie tegen de katholieken verminderd zou worden, maar de verwachtingen van de katholieken werden niet ingelost. Zowel katholieken als puriteinen leden onder de Akten van Recusatie, een reeks wetten die zware straffen oplegde aan eenieder die onder meer de Anglicaanse erediensten niet bijwoonde, aan de weigeraars, de zogenaamde recusanten. Die Akten werden ingevoerd onder Elizabeth I, in 1558. Bij zijn aantreden in 1603 leek koning James I heel even die wetten te versoepelen. Dat hij ze uiteindelijk toch zou handhaven en zelfs verstrengen, was het vuur aan de lont.

Een bekender lid van de samenzwering was Guy of Guido Fawkes, eerder een man van daden dan van woorden. Als huurling vocht hij vanaf de jaren 1590 mee met katholieke legers op het continent. Zo nam hij tijdens de Tachtigjarige Oorlog deel aan tal van Spaanse campagnes tegen de Nederlandse protestantse rebellen. En dat deed hij blijkbaar met verve: hij werd voorgedragen om bevorderd te worden tot kapitein.

Zijn bevelhebber in Vlaanderen was Sir William Stanley, eveneens een Engelsman in Spaanse dienst. Deze vijftiger, ooit geridderd in Engeland omwille van zijn militaire prestaties, begon zijn continentale oorlogscarrière in Engels-Anglicaanse dienst, maar hij veranderde van godsdienst en dus van zijde. Zijn bekering tot het katholicisme katapulteerde hem naar de bovenste helft van het Engelse lijstje met te haten personen.

Terug naar Fawkes. Hij gaf de Europese slagvelden en zijn bevordering op voor een groter doel. Fawkes reisde af naar het Spaanse hof om te pleiten voor een invasie van Engeland door de Iberische legers, tegelijkertijd uit te voeren met een algemene opstand van 3000 Engelse katholieken. Maar veel inzicht in internationale diplomatie had Fawkes niet. Hoewel hij welwillend werd ontvangen door de raadgevers van de Spaanse koning Filip, de derde ondertussen, deelde deze de mening van de paus. Een internationale, gewapende inmenging op Engelse bodem zou het katholicisme in Engeland helemaal wegvagen.

Fawkes probeerde de Spaanse edelman Don Juan de Tassis nog te overhalen, maar net deze hoveling werd door Filip III van Spanje naar Engeland gezonden om James I te feliciteren met zijn troonsbestijging. De missie van Don Juan maakte een einde aan de dromen van een Spaanse invasie. Fawkes besloot om terug te keren naar Engeland.

Op 5 november 1605 troffen bewakers van het Palace of Westminster John Johnson aan in de kelders met hopen gedroogde takken en verschillende tonnen gevuld met buskruit. Genoeg om de parlementsgebouwen te nivelleren en de aanwezigen bij de opening van het parlementaire jaar te begraven onder het puin. De koning, het voltallige parlement, andere notabelen en de hogere clerus, de Engelse 1%, waren aan een aanslag ontsnapt.

De arrestatie van Guy Fawkes (Henry Perronet Briggs)

Twee dagen kon Fawkes zich verbergen achter zijn schuilnaam. “De zachtere tortuur moet eerst op hem toegepast worden en vervolgens gradueel de hardere. Moge God je werk bespoedigen”. Dat schreef koning James I aan Sir John Popham, de hoofdondervrager. Popham was gekend voor zijn haat en wreedheid tegenover katholieken.

Fawkes was een gehard man, daar zijn genoeg getuigenissen van overgeleverd. Maar twee dagen later gaf hij zijn echte naam prijs en tekende hij een bekentenis, waarbij zijn beverige handtekening een indicatie lijkt te zijn van de mate waarin hij gekraakt en gebroken werd in Pophams martelkamer.

Ondertussen werden de andere complotteurs opgejaagd. Hun namen waren bekend geraakt na de ondervraging van de dienstboden. Op 8 november bestormde de Sheriff van Worcestershire hun laatste schuilplaats, ver in de Midlands. Catesby sneuvelde in het gevecht, vier andere samenzweerders werden gearresteerd en naar Londen gebracht. De overlevende complotteurs werden schuldig bevonden en op 31 januari geëxecuteerd, maar niet voordat de reeds gedode leden terug werden opgegraven, onthoofd en uitgestald voor the House of Lords.

De anderen waren veroordeeld tot de straf die speciaal gereserveerd werd voor hoogverraad: ze werden het executieplein opgetrokken, opgehangen aan een rek, net voor hun dood ontdaan van de testikels en van de darmen, en tot slot gevierendeeld. De Engelse vakterm hiervoor is hanged, drawn, quartered. In die periode moest de veroordeelde een ladder opklimmen en zorgde de strop, in combinatie met de ‘short drop’, voor een pijnlijke doodstrijd waarbij de verstikking tot 20 minuten kon duren. In sommige gevallen kon men de beul overtuigen van een snellere dood, mits een financiële aanmoediging. Vrienden van de berechte konden dan aan de benen van de veroordeelde trekken om de doodstrijd in te korten. In dit geval bleek de beul niet omkoopbaar te zijn. Omdat hij niet kon rekenen op een snelle dood, sprong Fawkes van de ladder zodat de strop zijn nek brak.

Bron: Tony Webster, via Wikimedia Commons

Een kleine 400 jaar na de dramatische executie dook Guy Fawkes op in een stripreeks van de Britten Alan Moore en David Lloyd voor DC Comics. Een kosmische oogwenk later, in 2006, werd de dystopische film V for Vendetta uitgebracht. Dat was in de periode dat bijvoorbeeld de Occupy Wall Street-bewegingen en het hackerscollectief Anonymous cartoon-Fawkes in hun hartjes sloten als de verzinnebeelding van heldhaftig verzet tegen de stinkend rijke en dus manipulerende elite. De film genereerde dat jaar bijna 131,5 miljoen dollar, aldus IMDb. En dat is exclusief de opbrengst van de Fawkes-maskers, gekocht door de moderne toetsenbordrebellen.

Zowel in de strip als in de film is Fawkes van een fanatieke religieus verworden tot een even fanatieke anarchistische messentrekker en bommenexpert die strijdt tegen een totalitair regime. Spoiler alert, uiteindelijk slaagt de gemaskerde makker er wél in het regeringsgebouw op te blazen én geeft hij Messias-gewijs zijn leven om het volk te bevrijden.

Wat als?

Zowel het opzet als het doel van het complot waren geheel gespeend van enige zin voor realiteit. In de eerste plaats zou het buskruit waarschijnlijk niet ontploft zijn omdat het van slechte kwaliteit was én grotendeels doorweekt. Erger nog, ze konden de koning en het hele establishment in november niet doden: de opening van het parlementaire jaar was uitgesteld omwille van een dreigende pestepidemie.

Verder konden ze niet rekenen op buitenlandse militaire steun of op een binnenlandse katholieke rebellie. Ook Henry Garnet, hoofd van de Engelse Jezuïeten, zou de samenzweerders verboden hebben om verder te gaan nadat hij “toevallig” de plannen vernomen had. Na de arrestatie van Fawkes vluchtte een deel van zijn makkers naar de Midlands. Tijdens hun vlucht probeerden de complotteurs de katholieken op hun weg wijs te maken dat de aanslag op het Parlement succesvol verlopen was. De reacties waren lauw.

En zelfs als ze erin geslaagd zouden zijn om het gebouw op te blazen en later alle troonpretendenten en hun aanhang te neutraliseren, dan nog zou het van weinig politiek inzicht getuigen om te denken dat men een zeventiende-eeuws land had kunnen besturen dat net zo’n schok heeft moeten doorstaan: koning weg, parlement weg, een onbecijferbare hoeveelheid politieke en diplomatieke ervaring weg. En dat terwijl er genoeg haviken en gieren op het Europese continent zaten te wachten om elke zwakheid van de vijand, katholiek of protestant, genadeloos uit te buiten.

Noot in de marge: het opzet van het Buskruitverraad om koning én parlement weg te vagen, geeft ook wel de groeiende macht aan van dat parlement ten koste van de koning. Hoewel mijn focus in deze reeks ligt op echte en vermeende samenzweringen, was deze strijd een grotere bedreiging voor de macht van de vorst dan een handvol katholieken, zoals de Engelse burgeroorlogen geen 40 jaar later duidelijk zouden maken.

Het Verraad der Jezuïeten

Het duurde niet lang voor het Buskruitverraad gekend zou geraken als het Verraad der Jezuïeten. En dit is het moment om iets meer te vertellen over deze katholieke orde.

De Sociëteit van Jezus, de jezuïeten werden in 1534 “geboren uit de persoonlijke ambitie van een mislukt militair” Ignatius van Loyola en zes jaar later erkend door de paus. De nieuwe organisatie veroverde in een zeer korte periode een vaste stek in het katholieke deel van de verscheurde christenwereld. Haar groei was gebaseerd op een strakke, inderdaad militaire organisatie en bedelpraktijken. Niet huis aan huis, maar paleis aan paleis. De Orde had goede contacten met Europa’s machtigen. De jezuïeten legden van in het begin de nadruk op een hoogwaardige, humanistische vorming voor de hoogste en dus heersende klassen.

De Sociëteit werd vrijwel onmiddellijk begrepen als een buitengewoon strak georganiseerd genootschap dat steeds meer snode intriges en complotten uitdacht, met tentakels in alle katholieke koningshoven en paleizen. Ze stond een godsdienstbeleving voor gebaseerd op spirituele waarden, actie en avontuur. De werkwijze van de Generaal van de Sociëteit liet weinig aan de verbeelding over: hij zorgde ervoor dat iedereen in de wereldlijke en bisschoppelijke paleizen bespioneerd werd. Informatie is macht.

“Ik durf beweren”, schreef een tijdgenoot, “dat, wanneer de archieven van de curie te Rome zorgvuldig doorzocht zouden worden, men geen enkel integer man zou vinden (…) want alle anderen werden door verklikking bezoedeld, de ene meer, de andere minder.” Bijna overal waar ze actief waren, werden de jezuïeten beschouwd en behandeld als gevaarlijke spionnen, complotteurs en agitatoren. Ze werden al in 1578 tijdelijk verbannen uit enkele Vlaamse steden omdat ze zich niet wilden neerleggen bij de Pacificatie van Gent. Die werd in 1576 onderhandeld door de opstandige Nederlandse protestanten onder leiding van Willem van Oranje.

Gods Soldaten, die absolute gehoorzaamheid aan de paus beloofden, hielden zich niet bij het verzamelen van informatie. Een kleine greep: in 1595 waren ze betrokken bij de moord op de Nederlandse Willem van Oranje door Balthasar Gerards, die vóór de aanslag alvast absolutie gekregen had van zijn biechtvader, een jezuïet. In 1589 juichten ze de moord toe op koning Hendrik III van Frankrijk. De volgende Hendrik verbande hen uit Frankrijk na een mislukte aanslag op zijn persoon enige tijd later. In 1597 verzuchtte zelfs paus Clemens VIII dat zij “lastposten zijn, die de hele Kerk in wanorde brengen”.

Juan De Mariana, lid van de Sociëteit, schreef in 1598 dan de verhandeling “Over de koning en de koninklijke instellingen”, waarin de tirannenmoord verdedigd werd. Althans, in bepaalde uitzonderlijke omstandigheden en als het volk het wilde. Twee wel zeer rekbare parameters.

Het uitgangspunt was de vraag of men de moord op Julius Caesar, die de alleenheerschappij ambieerde, kon verantwoorden. Het doel was de eigentijdse vorsten de daver op het lijf te jagen. “Als alle hoop vervlogen is, in geval van een gevaar voor het algemeen welzijn, eist dit de heiligheid van de godsdienst: wie is zo arm aan oordeel, dat hij niet zou erkennen dat het dan toegelaten is de tiran neer te slaan met het recht, de wetten en de wapens?”, vroeg de Mariana zich af. Het antwoord was duidelijk: alvast hún doel heiligde de middelen.

In Spanje werd het boek goed ontvangen door Filips III. In Frankrijk was men al iets minder enthousiast. Men vreesde dat de verhandeling zou kunnen aanzetten tot gewelddadige acties en dat het als argument gebruikt zou worden om de koningsmoordenaars, protestanten en fanatici van de Katholieke Liga, te vergoelijken. De publicatie werd ook afgekeurd door Generale Overste Claudio Acquaviva. Hij betuigde zijn spijt, althans in het openbaar, en voegde eraan toe dat de tekst zou worden herzien, wat gebeurde in de editie van Mainz in 1605. Ondanks de distantiëring heeft Mariana’s theorie veel bijgedragen aan de ontwikkeling van het beeld van de jezuïet als ‘plotter’.

Te laat echter: toen koning Henri IV van Frankrijk op zijn beurt werd vermoord, in mei 1610, barstte er een ware storm los tegen de jezuïeten. In opdracht van het parlement van Parijs werd het boek openbaar verbrand op 4 juli 1610.

Terug naar Engeland. In deze context werd tal van Engelse jongemannen naar Spanje en Frankrijk gestuurd om een priesteropleiding te volgen aan de seminaries van Sociëteit van Jezus. Na hun wijding kwamen ze als Soldaten Gods terug om zigzaggend tussen martelkamer en strop hun religieuze taken uit te voeren, ad maiorem Dei gloriam, tot meerdere glorie Gods. Hun leven in Engeland bestond uit clandestiene vergaderingen, een gedwongen verblijf in geheime schuilplaatsen, huiszoekingen en zeer vaak martelaarschap.

Het contemporaine boek Het leven van een opgejaagde priester geschreven door jezuïet John Gerard, S.J. (gestorven in 1637) is een ijzingwekkend verslag van die periode. Priesterholen en -gangen, ook bekend van de plotwendingen in meer dan één Midsomeriaans moordmysterie, dateren uit die tijd. Gerard was de enige jezuïet die uit de Tower of Londen wist te ontsnappen toen hij in 1594 tevergeefs gemarteld werd om de exacte locatie van het hoofdkwartier van de Britse jezuïeten te onthullen.

Enter Sir Edward Coke. Hij was de hoofdaanklager onder koningin Elizabeth I en James I, en had zijn handen vol met het berechten van veelal katholieke opstandelingen, samenzweerders en rebellen. Zijn virulent antikatholicisme spitste zich toe op de jezuïeten, wiens invloed hij in elke samenzwering of bedreiging meende te ontwaren. Zelfs tijdgenoten vonden dat hij zich vaak eerder liet leiden door zijn antipapisme dan door bewijzen. Kortom, Sir Edward Coke was een epigoon van het Engelse geïnstitutionaliseerde antikatholicisme.

Als openbare aanklager tijdens de zittingen rond het Buskruitverraad was hij er rotsvast van overtuigd dat Henry Garnet, hoofd van de Engelse Jezuïeten, een van de belangrijkste aanstokers was van het complot. Hij was “as blacke as hell”, schreef hij. Garnet zou weliswaar op de hoogte geweest zijn dat er een aanslag op handen was maar zou die verboden hebben. Uiteindelijk werd hij toch beschuldigd van hoogverraad en geëxecuteerd, samen met twee andere jezuïeten. De eerdergenoemde John Gerard kende de meeste samenzweerders ook. Hij werd geïmpliceerd in het complot maar wist te ontsnappen naar het continent.

Sir Edward Coke oordeel was duidelijk: “kwaadaardige en duivelse, paapse jezuïeten en priesters waarvan gevreesd wordt dat ze op de meest verschrikkelijke manier samenzweren”. Coke stelde de officiële versie op: het Buskruitverraad was het Verraad der Jezuïeten.

Katholieke revisie

Een kleine drie eeuwen later zorgde het Buskruitcomplot nog steeds voor controverses. In 1897 schreef een andere John Gerard, ook een jezuïet, het boek Wat was het Buskruitverraad? Het traditionele verhaal versus originele getuigenissen. Het boek ging in tegen de gangbare, officiële versie die op het einde van de negentiende eeuw verrassend actueel leek te zijn.

John Gerard bracht begrip op voor de samenzweerders: rooms-katholieken in Engeland hadden het inderdaad zeer zwaar te verduren. Ze konden de eigen godsdienst niet belijden, zij moesten de paus afzweren als kerkelijk hoofd, ze moesten telkens een boete betalen wanneer ze de Anglicaanse dienst niet bijwoonden en ze werden vervolgd.

Maar volgens Gerard kunnen we pas vanaf de gevangenneming van Guido Fawkes echt zeker zijn van wat er zich afgespeeld heeft. Over de periode daarvoor, de rekruteringen en de voorbereidingen, weten we niets met zekerheid. Nog volgens Gerard kennen we enkel de officiële versie die gebaseerd is op hardhandige verhoren die geïnterpreteerd werden door papenvreters en jezuïetenhaters als Sir Edward Coke. En dat geeft Gerard de mogelijkheid om enerzijds een groot blik apologieën open te trekken en anderzijds om te speculeren.

Hij stelde dat het complot niet gedragen werd door de katholieke bevolking en evenmin door de katholieke clerus en waarschijnlijk had hij hier gelijk. En dat is dan volgens hem een reden om het geen katholiek complot te noemen. Wat de jezuïtische inmenging betreft, is Gerard nog categorischer: de complotteurs kregen geen steun van de opperjezuïet Henry Garnet, materieel noch moreel. Voor zover ik de literatuur begrijp, heeft hij ook hier misschien wel een punt. De meeste moderne historici die geschreven over deze periode stellen inderdaad dat het complot geen algemeen katholieke opstand was en geven de toenmalige jezuïeten het voordeel van de twijfel.

Maar Gerard wilde geen ‘misschien’ of ‘waarschijnlijk’. Hij wilde niet enkel de jezuïeten vrijpleiten of de katholieke clerus, maar ook de samenzweerders zelf. En hier begon Gerard aan te schurken tegen een complottheorie. Om zijn geloofsgenoten te beschermen, creëerde hij geen deus maar diabolus ex machina: Robert Cecil, graaf van Salisbury. Cecil was een van de belangrijkste staatslieden onder Elizabeth I en James I en zijn positie als Secretary of State, toen een combinatie van pakweg minister, rechter en hoofd van de geheime dienst, maakte hem tot een van de machtigste mannen in die periode. Komt daarbij dat hij klein van stuk was én een crouchback, een bultenaar, wat hem geknipt maakte voor de rol van ultieme slechterik.

Gerard presenteerde Robert Cecil als een verrader van Elizabeth I en van het vaderland, gehaat door collega’s, concurrenten en ambassadeurs, weinig geliefd door de nieuwe koning James I. Gerard voerde dan ook aan dat “wat ook de oorsprong is, het Buskruitverraad vergrootte niet alleen de invloed en macht van Cecil, maar ook zijn populariteit”.

Een volgende stap in zijn apologie is de vaststelling dat het opzet van het complot ongezien is in z’n wreedheid:

Wat het Buskruitverraad onderscheidde van alle andere complotten, was zowel de massale, willekeurige slachting waartoe het geleid zou moeten hebben, als de afwezigheid van de mogelijkheid dat de zaak enig gunstig effect zou kunnen gehad hebben voor de samenzweerders. […] Men kan veronderstellen dat zij die zo’n aanslag beraamden, criminelen van de verachtelijkste soort waren, schurken van een aller weerzinwekkend type.

En, zoals Gerard eerder beschreef: we kunnen niet zeker zijn wat de samenzweerders nu eigenlijk van plan waren. Verder leek het hem ook heel abnormaal dat de complotteurs erin slaagden om ongezien zoveel tonnen met buskruit in de kelders op te slaan. Na de ontdekking van het complot werd er geen melding meer gemaakt van deze vaten, of hoe ze verwijderd werden, en dat is voor Gerard een aanwijzing dat er iets niet in de haak zat. Onze jezuïet lijkt hier te doen aan anomaly hunting.

Verder zocht hij verschillen tussen de bekentenissen van de complotteurs en de officiële versie. De eerste groep, de beschuldigden dus, legden hun verklaringen af en herzagen ze onder marteling, waarbij ze moesten balanceren tussen bekennen, verbergen en de groep vrijwaren. De opstellers van de officiële versie gebruikten het complot ook om zichzelf in de kijker te zetten. Die elementaire maar wezenlijke verschillen lijken Gerard te ontgaan. Voor hem wijzen de verschillen op “contradictory evidence” en dat wijst op een complot in een complot.

Het kan niet anders dan dat de “Government Intelligence Department” op de hoogte was, volgens Gerard al in 1604, en dat Robert Cecil de sturende hand was in het complot. Kortom, het Buskruitverraad mag dan misschien zijn oorsprong vinden in een samenzwering van enkele katholieke edelen, de manier, de planning en vooral de middelen werden uitgedacht en georkestreerd door Robert Cecils diensten.

En uiteindelijk waren die samenzweerders ook geen al te kwaaie gasten, ze werden in de aanloop gecorrumpeerd door de agenten van Cecil. Het complot werd in de nacht van 5 november dan ook niet ontdekt, maar “ontdekt”, tussen aanhalingstekens. Meer nog, het Buskruitverraad “was geen uitzondering op de algemene regel in die periode, namelijk dat complotten in die periode heel gunstig uitdraaiden voor degenen tegen wie ze in eerste instantie gericht waren” (“formed no exception to the general law observable in conspiracies of its period, proving extremely advantageous to those against whom it was principally directed”). Met andere woorden, Gerard S.J. doet hier meer dan gewoon maar suggereren dat de andere katholieke complotten in die periode eveneens gemanipuleerd werden door de inlichtingendiensten van de protestantse vorsten.

De strafste aantijgingen van Gerard S.J. werden al snel weerlegd door Samuel R. Gardiner, een Britse historicus die gespecialiseerd was in zeventiende-eeuws Engeland. Gardiner vatte zijn bevindingen samen in Wat het Buskruitverraad was, een duidelijk antwoord op het boek van Gerard.

John Gerard S.J. heeft de verdienste dat hij door zijn onderzoek de toenmalige officiële versie een knauw heeft gegeven en meer dan waarschijnlijk deels heeft gecorrigeerd. De officiële versie, ontstaan in een periode waarin er niet echt een scheiding was tussen Kerk en Staat en Geschiedschrijving, heeft zo’n kleine 300 jaar kunnen overleven.

Hoewel veel onduidelijk blijft, zijn de meeste moderne historici het erover eens dat Robert Cecil geen aandeel had in de voorbereidingen van het Buskruitverraad. Het mag ons evenwel niet verbazen dat er nog steeds onderzoekers zijn, die de lijn van Gerard volgen.

Op Guy Fawkes Day of Bonfire Night, en dat is op 5 november, werden vroeger poppen van Guido Fawkes en van de paus openbaar verbrand. Het is geen verrassing dat deze feestavond vroeger zeer religieus en politiek getint was. Door de eeuwen heen werden die vieringen steeds gewelddadiger: in de eerste helft van de 19de eeuw werd Bonfire Night de aanleiding voor klassegeweld in steden als Lewes en Guildford. In de 20ste eeuw werd het een vredig sociaal gebeuren dat de reden van de viering steeds meer achter zich liet.

Dank voor het luisteren.

Mijn naam is Frank. Schijnwetenschap en complottheorieën: dat zijn mijn onderwerpen. En die benader ik kritisch. Zo beeld ik mij toch in.

Voor zover ik weet, is er geen enkele organisatie, vzw, broederschap, groot-loge, religieuze orde, geheime dienst, nest reptielmensen of wat dan ook, die wil dat ik in hun naam schrijf of praat.

Ik ben er zeker van dat mijn uitleg voor verbetering vatbaar is en ik sta dan ook open voor correcties en aanvullingen. U weet mij te vinden.

Leeslijst

Boeken

Edward COKE, Selected Writings of Sir Edward Coke, vol. II, Indianapolis, Liberty Fund, 2003.

Antonia FRASER, The Gunpowder Plot. Faith and Terror, London, Weidenfeld & Nicolson, 1996.

John GERARD, What was the Gunpowder Plot. The Traditional Story Tested by Original Evidence, London, Osgood, McIlvaine & Co., 1897.

Philip SIDNEY, A History of the Gunpowder Plot. The Conspiracy and its Agents, London, The Religious Tract Society, 1905.

Herman SOMERS, Geheimen en wijsheid der jezuïeten. Het epos van een militante orde (1540-1990), Antwerpen, Hadewijch, 1991.

John William WILLIS-BUND: A Selection of Cases from the State Trials. Volume 1. Trials for treason (1327-1660), Cambridge, At the University Press, 1879.

Peter C. YORKE, The Ghosts of Bigotry. Six sermons, San Fransisco, The Tekst Publishing Company, 1913.

Jonathan WRIGHT & Jeffrey D. Burson: The Jesuit Suppression in Context. Cambridge, Cambridge University Press, 2015

Websites

Gunpowder Plot Society: The Gunpowder Plot.

Ronald HUTTON, What If the Gunpowder Plot Had Succeeded?, BBC History, 2011.Jesuit.org.uk: Jesuits and conspiracy theories

Parliament.uk: Overview of the Gunpowder plot (Living Heritage)

Bruce ROBINSON, The Gunpowder Plot, BBC History, 2011.

Mark STOYLE, Overview: Civil War and Revolution, 1603 – 1714, BBC History, 2011.

C. N. TREUMAN, The Gunpowder Plot Of 1605, The History Learning Site, 2015.

Geluidsfragmenten

Gedicht: Remember, remember, the 5th of November

Klokken: BBC Sound Effects

Shares
Frank Verhoft Geschreven door:

Verhalen over oude en nieuwe complotverhalen, pseudowetenschap en desinformatie. Volg me op Mastodon.