Transcript
Welkom bij luminati.be. Mijn naam is Frank. Ik schrijf en vertel verhalen over complottheorieën, schijnwetenschap en desinformatie.
Het eerste deel van deze podcastreeks over professor dr. Mattias Desmet begon bij zijn kritiek op het Verlichtingsdenken. In zijn theorie is dat het eerste opstapje naar totalitarisme. Die episode eindigde met zijn voorliefde voor de poëtische beschouwingen van enkele beroemde wetenschappers. Hun dichterlijke beschrijvingen van tegenintuïtieve fenomenen op kwantumschaal, gaven Desmet een reden om finaal af te rekenen met het mechanistisch materialisme en uiteindelijk ook met wetenschappelijk denken tout court.
Als klap op de vuurpijl toonde Desmet ons de weg naar een wel zeer speciale interpretatie van de Quantum Mind Theory. Eentje die hem deed concluderen dat de psychologie, en meer bepaald zijn hoogstpersoonlijke versie van de psychoanalytische praktijk, de werkelijkheid niet alleen adequaat kan beschrijven maar zowaar kan bepalen!
In dit deel zoom ik in op zijn boek De Psychologie van Totalitarisme. Ik behandel de vermeende psychologische mechanismen die volgens dr. Desmet ervoor zorgden dat de Verlichting kon uitmonden in de totalitarisering van vooral de westerse maatschappij. Tegelijkertijd kijk ik naar de academische integriteit van Mattias Desmet, ondertussen hoofddocent af voor het vak Cultuur- en maatschappijkritiek.
Ook deze episode is een terugblik waarbij ik me heb laten inspireren door tal van journalisten, factcheckers, skeptici en kritische denkers. Zij hebben zich nooit laten leiden door de autoriteit die vaak automatisch aan een universiteitsprofessor wordt toegeschreven. Mijn speciale dank gaat andermaal uit naar Eva Vanhoorne, Peter Zegers en Pepijn van Erp. En voor deze aflevering ook naar journalist Gust Verwerft.
(Onder)zoektips
Verfijn je onderwerp op basis van literatuur over dat onderwerp. Verken het terrein. Selecteer. Op basis van je onderzoeksvraag, zoek je nu literatuur. Beoordeel de gevonden bronnen, geef de voorkeur aan recente bronnen en actuele inzichten.
Het zijn maar enkele raadgevingen in verband met het schrijven van een wetenschappelijke tekst die ik gevonden heb op de webpagina (onder)zoektips van de Universiteit Gent, het instituut waaraan professor dr. Mattias Desmet verbonden is.
Op een andere Ugent-website lees ik dat Desmets boek De Psychologie van Totalitarisme gedurende één academiejaar op de lijst van verplichte literatuur stond. En wel voor het door hem gegeven vak Cultuur- en maatschappijkritiek. Maar laat dit u niet denken dat het boek een staalkaart geeft van vormen of methoden van kritiek op cultuur en maatschappij door de decennia of eeuwen heen die relevant zouden kunnen zijn voor aanstormende psychologen. Of doorheen de periode jaren 1890 tot de vroege jaren 1950, zoals zijn twee belangrijkste bronnen aanvankelijk lijken te suggereren.
De eerste hoofdbron is The Origins of Totalitarianism van de Duits-Amerikaanse, Joodse filosofe en politiek denker Hannah Arendt. Zij schreef haar boek in 1951, zes jaar na de dood van Adolf Hitler, twee jaar voor die van Josef Stalin. Zoals uitgelegd in het eerste deel misbruikt Desmet echter de intellectuele erfenis van Arendt. Hij gebruikt haar op dezelfde manier als een antivaxer die een Jodenster draagt om zich zogezegd te identificeren met die andere slachtoffers van totalitaire staten.
Daarnaast dient toch ook vermeld dat de historische inzichten van Arendt niet altijd even sterk waren en dat ze zelfs heel wat commentaar kregen vanuit Joodse hoek. In het artikel van Pepijn van Erp en Peter Zegers, dat ik later in deze episode zal bespreken, vond ik het citaat:
Ook [Arendts] boek over Eichmann wordt alleen nog serieus genomen door mensen die zich niet in de geschiedenis van de shoah hebben verdiept. Reeds in 1964 toonde Jacques Presser aan dat nagenoeg elke opmerking die ze maakte over de Joodse Raden of over de situatie in Nederland onjuist was.
Wat ook de waarde is van haar boek over totalitarisme, het is ondertussen meer dan 70 jaar oud en sinds 1951 zijn er heel wat andere werken gepubliceerd over de opkomst van Stalin, de Sovjet-Unie en nazi-Duitsland. Dat Desmet er enerzijds voor kiest om 70 jaar aan academisch onderzoek te negeren, pleit niet bepaald in zijn voordeel. Anderzijds, en laat ons dat niet vergeten, heeft Desmets totalitarisme eigenlijk niets met dat van Hitler of Stalin te maken. Hij heeft het over een technocratisch totalitarisme en hij vermeldt nazi-Duitsland en de Sovjet-Unie bijna uitsluitend voor het dramatische effect!
Het andere werk waaruit Desmet al te overvloedig citeert, bevestigt dat de onderzoektip “geef de voorkeur aan recente bronnen en actuele inzichten” volledig aan hem voorbijgaat. Zijn tweede hoofdbron is namelijk De psychologie der massa’s van de Franse socioloog Gustave Le Bon uit ‘95. En dat is 1895. De rechts-conservatieve, racistische en misogyne Le Bon laat ik in deel drie van deze podcastreeks opnieuw opdraven.
En hier laat ik Pepijn van Erp voor een eerste keer aan het woord. Hij stelt zich later in dit deel uitgebreider voor.
Pepijn van Erp: “Wat het meest heldere is, hij haalt dus mensen aan maar vergeet dan dat er in de tientallen jaren daarna andere mensen ook nog wel kritiek op hebben geleverd. Het ontbreekt hem aan … het is niet up-to-date eigenlijk, de idee die hij brengt. Dat maakt het voor mij zeker geen academisch boek. Dat zag je nu met Hanna Arendt, die hij eigenlijk kritiekloos presenteert terwijl daar later heel veel over geschreven is. Zij wordt zeker wel gewaardeerd, maar zeker met haar ideeën over het nazisme ziet zij bepaalde dingen toch compleet fout. Dat is volgens mij toch het huidige inzicht. En dat kom je dus niet in het boek tegen. Ze wordt kritiekloos opgevoerd. Hetzelfde geldt eigenlijk voor Le Bon. Dat doet hij ook. Het is merkwaardig: het zíjn belangrijke personen om te bespreken, maar dan moet je ook de moderne inzichten die daarbij ontstaan zijn over hun werk, meenemen en dat kom je totaal niet tegen in dat boek.”
Massavorming
Het kernbegrip in Desmets De psychologie van Totalitarisme (PvT) is ‘massavorming’. Al vroeg in zijn boek noemt hij massavorming een “ontzagwekkend psychologisch proces” (PvT, p. 8). En dat moet ook wel, want uiteindelijk leidt het volgens hem naar totalitarisme à la Hitler en Stalin, met miljoenen doden op hun conto enerzijds én anderzijds naar de huidige, zich totalitariserende technocratische maatschappij waarvan híj zich dan weer een slachtoffer weet.
Maar zo eenvoudig is het nu ook weer niet. Volgens zijn eigen theorie zijn er zowaar verschillende vormen van massavorming.
Massavorming [aldus Desmet, en ik citeer opnieuw] is zo oud als de mensheid zelf en er bestaan veel verschillende vormen van [mijn nadruk]. Historische voorbeelden getuigen van die verscheidenheid: de kortstondige massavorming tijdens de Sint-Bartholomeusnacht [sic] tegenover de langdurige massavorming van de Franse Revolutie. (PvT, 127)
De Bartholomeusnacht of de Parijse Bloedbruiloft was een moordpartij die plaatsvond in de nacht van 23 op 24 augustus 1572. Men kan deze geweldorgie alleen maar kortstondig noemen als men zonder enig gevoel voor geschiedenis abstractie maakt van het veertig jaar lange bloedige en vooral religieuze conflict in Frankrijk, waarin het kaderde. Het is zo’n beetje hetzelfde als Kristallnacht, de staatspogrom van 9 op 10 november 1938, los zien of isoleren van de geschiedenis van het nazisme en de Holocaust.
Desmet laat in het midden of al die uiteenlopende vormen van massavorming even ontzagwekkend zijn. Maar blijkbaar leiden ze niet allemaal per se naar een nieuwe Adolf of Josef. Dat belet hem dan weer niet om zijn geliefde retorische trucje toe te passen. Desmet brengt graag meerdere vaagweg verwante fenomenen met elkaar in een suggestief of associatief verband. Deze keer zet hij “de gigantische massa’s van het nazisme en het stalinisme” op een zelfde lijn als “de massavorming die zich keer op keer voordoet in assisenjury’s” (TvP, p. 127).
En hiervoor onderbreek ik graag mijn uitleg, want dit kleine, schijnbaar onbeduidende gevalletje bleek een goede casus om Desmets aangebrande manier van citeren en refereren te illustreren. Het is eigenaardig dat Desmet disproportioneel lang stilstaat bij assisenjury’s. En dat in schril contrast tot zijn analyse (of beter, het gebrek daaraan) van die tien- of honderdduizenden mensen in massa-evenementen georganiseerd door het communistische of het naziregime, laat staan van de miljoenen die hun totalitaire leiders in een wereldoorlog gevolgd zijn. Nee, volksjury’s, dat zal hij wél eens gaan uitleggen, zie!
Desmet vindt zo’n jury interessant omdat ze “in haar kleinschaligheid ook goed kan bestudeerd worden”. En die zin vind ik om zeer uiteenlopende redenen intrigerend. Ten eerste, Desmet houdt niet zo van wetenschappelijk onderzoek, behalve, zo blijkt nu, wanneer dat wetenschappelijk onderzoek zijn ideeën zou ondersteunen.
Met dat in gedachten, volgde ik Desmets eindnoot nummer 12 bij deze passage in zijn boek. Vreemd genoeg leidt die eindnoot niet naar goede studies over massavorming in assisenjury’s, wel naar Gustave Le Bons 130 jaar oude boek, dat het trouwens in enkele, zeer algemene bewoordingen heeft over zulke jury’s! Als rechts-conservatief stond Le Bon trouwens zeer negatief tegenover een alsmaar mondiger wordende massa, die steeds meer rechten en zeggenschap begon op te eisen en dus ook een plaats in de rechtspraak.
Ten tweede dan. In 2009-2010 voerden Ward Noelmans en Kristel Beyens een onderzoek naar zulke volksjury’s uit. De weerslag daarvan is het artikel ‘Ge moet daar in gezeten hebben om dat te begrijpen’ en dat verscheen in het Tijdschrift voor Criminologie in 2010. Beide auteurs stelden achteraf in de krant De Morgen dat ze met hun resultaten “absoluut geen representativiteit pretenderen wegens de beperkte omvang en de onmogelijkheid van een aselecte steekproef van onze respondenten”.
Niet alleen Noelmans en Beyens kennen dat probleem, maar zowat iedereen die zich bezighoudt met volksjury’s. Meer nog, zoekt men een beetje verder, dan blijkt plots dat er zeer weinig grondig onderzoek bestaat naar de manier waarop leden van assisenjury’s op elkaar en op de argumenten in de rechtszaal reageren. De hoofdreden is in se eenvoudig: de beraadslagingen van assisenjury’s gebeuren steeds achter gesloten deuren en het is simpelweg onmogelijk, in de zin van verboden, om daar als onderzoeker aanwezig te zijn. Onderzoek kan slechts op basis van indrukken achteraf en op basis van zeer vage, indirecte vragen (en antwoorden) omdat praten over specifieke gevallen of over hoe men tot een bepaalde uitspraak gekomen is, niet mag. Kortom: in tegenstelling tot de professor geven onderzoekers aan dat volksjury’s niet goed bestudeerd kunnen worden.
Dat was ook de reactie van Gust Verwerft, een Vlaamse journalist die zich de laatste 45 jaar gespecialiseerd heeft in assisenzaken. Eén van de vele zaken was die van vicaris Poppe, de man die verdacht werd van een honderd gevallen van illegale euthanasie, moord dus, en wiens therapeut zich beriep op het beroepsgeheim om Poppes bekentenissen van verschillende van zijn moorden niet te melden aan de gerechtelijke instanties. En ja, dat was Mattias Desmet. Ik verwijs naar mijn blogartikel waarin ik een leeslijst heb samengesteld voor deze podcastreeks. Links in de transcriptie op luminati.be.
Ik legde Gust zowel het citaat van Desmet als het artikel van De Morgen voor. En ik citeer, met zijn goedkeuring, uit onze schriftelijke correspondentie:
Ik lees met enige verbazing over het fenomeen ‘massavorming’ bij een volksjury op het Hof van Assisen. Is dat iets van Mattias Desmet en zijn ’Psychologie van totalitarisme’? Nee, Frank, dat fenomeen bestaat niet. Juryleden worden geacht anoniem te zijn en te blijven en zeker niet raadpleegbaar te zijn voor studies of enquêtes.
Bovendien, er is nauwelijks ruimte om een ‘massa’ te worden. Deze mensen komen ’s morgens rond 9 uur aan in het gerechtsgebouw, gaan ’s middags meestal apart en ieder voor zich iets eten in een tentje dat ze zoeken, en zijn tegen de avond alweer thuis. Een doornsnee-proces duurt één week.
Hoe, in godsnaam, gedragingen van beëdigde juryleden afwegen, zelfs in verbanden plaatsen, wanneer niemand erbij aanwezig is en niemand er, op straffe van vervolging, mag over praten? Af en toe is er wel eens een loslippigheid, het is des mensen, maar veel te weinig in aantal voor conclusies.
Ik herneem hier mijn eerdere gedachte: Desmet houdt niet zo van wetenschappelijk onderzoek, behalve wanneer dat onderzoek zijn ideeën zou ondersteunen. Maar – en zo blijkt uit het voorbeeld – als er geen wetenschappelijk onderzoek op dat gebied gedaan is, dan verzint hij het zelf, weliswaar in zeer algemene bewoordingen. Vervolgens verwijst hij middels een voornaam lijkende eindnoot vaagweg naar een boek geschreven aan het het einde van de negentiende eeuw en klaar is pseudo-academische Kees.
Terug naar massavorming. We hebben dus een onzorgvuldig omschreven begrip, een fenomeen dat zo oud als de mensheid is, aldus Desmet. Massavorming kan meerdere vormen aannemen, waarvan de ene al iets minder ontzagwekkend blijkt dan de andere. Het speelt zowel op macro- als op microniveau. Er zit dus heel wat rek op dat vage begrip, en dat is handig wanneer het de hoofdrol mag spelen in wat uiteindelijk één grote ad-hocargumentatie is.
Massavorming heeft volgens Desmet ook ethische implicaties. Het was Gustave Le Bon die stelde dat “de ‘individuele ziel’ in de massa volledig overgenomen wordt door de ‘groepsziel’”, aldus Desmet.
Deze uniformisering [schrijft Desmet] gaat gepaard met een quasi absoluut verlies van het rationele denkvermogen en het vermogen tot kritische afstandname, ook bij mensen die onder ‘normale’ omstandigheden uiterst intelligent en tot gefundeerde kritiek in staat zijn en met een sterke neiging om zich over te geven aan impulsen die onder normale omstandigheden als radicaal onethisch beschouwd worden. (PvT, p. 127)
En dat heeft het dan blijkbaar gemeen met het Grote Verhaal van de Verlichting, dat “ook (…) de psychologische, symbolische en ethische dimensie van het menselijke wezen totaal miskent” (zo schrijft hij in de inleiding). Of massavorming dat ook al in zich had vóór de Verlichting, daarover is de professor opnieuw niet helemaal duidelijk.
Die aanslag op het ethische blijkt ‘massavorming’ gemeen te hebben met nog veel meer. Met de wetenschap en met het mechanistisch-materialistisch denken, dat (en ik parafraseer) het menselijke wezen, in zijn psychische, geestelijke, morele en ethische dimensie, naar de achtergrond drukte. Ook met de mechanistische geneeskunde, die ethische en morele complexiteit niet in vraag stelt omdat ze de oorzaak van ziekte en lijden (…) typisch herleidt tot een mechanische ‘fout’ in het lichaam of een externe entiteit zoals een bacterie of virus. En dit lijkt wel heel sterk op een adagium van een medische theorie uit een vervlogen tijd of op een stelling van een recente vorm van alternatieve geneeskundige kwakzalverij.
En het heeft dat zowaar ook gemeen met totalitarisme. Als ik dit op een rijtje zet, geraak ik in de knoop. Massavorming, ontzagwekkend én zo oud als de mensheid, dus zeker ouder dan de Verlichting, maakt de mens onethisch. Hypnose ook of soms ook, dat bespreek ik later in dit deel. Verlichting dan? Maakt de mens, die al onethisch was, ook onethisch, en dat leidt dan naar totalitarisme, dat de al zeer onethische mens … opnieuw of nog onethischer maakt. Komt daarbij dat volgens Desmet dat totalitarisme ervoor zorgt dat de bevolking een merkwaardige vatbaarheid krijgt voor absurde (pseudowetenschappelijke) indoctrinatie en propaganda, voor het blind volgen van een enge logica die opnieuw over alle ethische grenzen heen gaat. En daarom, zo schrijft hij, is totalitarisme incompatibel met religie.
En dit is een fascinerend zinnetje, want hier laat Desmet uitschijnen dat voor hem religie zo niet de bron van ethiek dan minstens wel de bewaker van de ethische grenzen is. En ik maak hier, in de context van religie, gemakshalve abstractie van zijn woorden “indoctrinatie” en “enge logica”. Dus nadat hij een theoretisch kluwen heeft gesponnen, waarbij hij de draad meer dan een keer verloren heeft, wordt religie plots het zwaard dat de Gordiaanse of Desmettiaanse, ethische knoop zal doorhakken? Da’s een idee waar mensen die zich wél humanist voelen, problemen mee kunnen hebben.
Heel veel verbeelding vraagt het trouwens niet om hierin een eerste, prille poging tot immunisering tegen kritiek te lezen. We moeten de redenering alleen maar even omdraaien: kritiek op Desmets theorie kan niets anders zijn dan het gevolg van een door massavorming en Verlichting aangetast, onethisch denkvermogen. In april 2021 reageerde hij op de blamage van het Vlaamse SKEPP, de Skeptische Put. Dat is volgens Desmet “die prijs die elk jaar uitgereikt wordt aan een persoon of instantie wiens discours niet te verenigen is met het enge, biologisch-reductionistische wereldbeeld van Skepp.” Hem werd nochtans de prijs toegekend “omwille van zijn talloze en herhaalde uitspraken die ongefundeerd, misleidend of ronduit fout zijn”.
Tot zover Desmet en zijn ethiek.
Massavorming voor en na de Verlichting
In het eerste deel van deze podcastreeks heb ik de nadruk gelegd zowel op het belang van de Verlichting in de theorieën van Desmet, als op de manier waarop hij die Verlichting – en vergeef mij de oh zo flauwe woordspeling – schandelijk onderbelicht. Eenzelfde vaagheid krijgen we wanneer hij zo min of meer uitlegt wat massavorming soms wel en soms niet betekent en wanneer hij dat vrij warrige concept toch poneert als een vaststaand feit, en zeker wanneer hij stelt (ik citeer):
Alleen een grondige analyse van dit proces [van massavorming] laat toe om de ronduit verbluffende kenmerken van een getotalitariseerde bevolking te begrijpen, zoals de radicale bereidheid van de individuen om hun persoonlijke belangen op te offeren uit solidariteit met het collectief (i.e. de massa), de intolerantie ten aanzien van dissidente stemmen en de vatbaarheid voor absurde (pseudowetenschappelijke) indoctrinatie en propaganda. (PvT, p. 8)
Dat alleen een analyse van dat ont-zag-wek-kende psychologische proces dit allemaal zou toelaten, ontslaat hem gemakshalve van (1) een historische, (2) een politieke en (3) een socio-economische analyse. Zonder een bespreking van die drie aspecten, al dan niet in combinatie met een psychologische analyse, lijkt mij elke vorm van cultuur- en maatschappijkritiek een lege doos. Daarover heeft ook Eva Vanhoorne al omstandig verteld in deel één van deze reeks.
Komt daarbij: nergens in zijn boek legt Desmet afdoende uit waarom zo’n psychologische analyse alleenzaligmakend zou zijn en nergens in zijn boek verklaart hij waarom de Verlichting dat “ontzagwekkende proces” plots nóg ontzagwekkender gemaakt zou hebben.
“De middeleeuwse massavormingen waren doorgaans lokaal en kortstondig”, laat Desmet ons weten op pagina 129. En dat moet wel zo zijn, tenminste als we de logica van zijn narratief willen volgen. Het is volgens hem pas ná de Verlichting en bij het opkomen van het mechanistisch-materialistisch denken dat massavorming zich over een ruim gebied verspreidde, en langdurige, nefaste effecten sorteerde.
Desmet mag dan wel aanvoeren dat de 20ste-eeuwse totalitaire regimes van een andere orde zijn dan die van ‘klassieke’ dictators (en impliciet dus ook absolute heersers, feodale koningen, kerkvorsten enzovoort), maar qua indrukwekkende voorbeelden van massavorming à la Desmet moet men hoegenaamd niet wachten tot de Verlichting.
Als we de door de geschiedenisafdeling van de dichtstbijzijnde bibliotheek wandelen, zien we toch wel een ander verhaal dan dat Desmet probeert op te hangen. Dan blijken de middeleeuwen plots de periode te zijn van onder meer de Byzantijns-Arabische oorlogen, goed voor 550 jaar strijd op twee continenten. Of van de Spaanse Reconquista, nog zo’n gigantisch politiek-militair project dat een massa neuzen in dezelfde richting moest keren én houden, net geen 800 jaar lang. De Honderdjarige Oorlog een lokaal evenement noemen, tot daar aan toe. Kortstondig? Wel, iets in de naam doet me twijfelen.
Zijn miskarakterisering van de Parijse Bartholomeusnacht en de context van het veertigjarige conflict waarin deze geweldorgie zich afspeelde, heb ik eerder vermeld. Een mensenleven later startte het pan-Europese akkefietje dat vooral in het huidige Duitsland een ongeziene ravage aanrichtte en dat wij kennen als de Dertigjarige Oorlog. En die Dertigjarige Oorlog is moeilijk los te koppelen van de Tachtigjarige Oorlog, die voor Nederland eindigde met de onafhankelijkheid. En dat zijn stuk voor stuk politiek-militaire conflicten waarbij men heel wat mensen heel wat jaren moest blijven motiveren, waarbij men heel wat massa’s moest blijven vormen.
Dan is er nog het voorbeeld dat hijzelf geeft, namelijk “de religieuze massa’s van de kruistochten” (PvT, p. 127). Ik denk dat we er met een gerust hart van kunnen uitgaan dat hij hier naar de negen campagnes, de negen kruistochten verwijst in de context van de herovering van Jeruzalem op de moslims. Ik tel er verschillende zogenaamde volkskruistochten bij; een mens kan niet zeker genoeg zijn. Resultaat van mijn rekensom: 225 jaar strijd op drie continenten, één tot negen miljoen doden. Niet mijn idee van lokaal of kortstondig. Een van de (vele) redenen waarom die Kruistochten eindigden, waren de Mongoolse veroveringstochten, die resulteerden in twee eeuwen strijd, in het grootste rijk dat deze aardbol ooit gekend heeft en in 37 tot 60 miljoen slachtoffers in Azië en Europa.
Volgens Desmet is een van de gevolgen van massavorming het geloof in pseudowetenschap en complotdenken.
In wezen waren de befaamde heksenvervolgingen van de middeleeuwen — waarbij in sommige dorpen en steden nauwelijks een vrouw levend werd gelaten — daar voorbeelden van. (PvT, p. 186).
Er is geen enkele manier om die vervolgingen over heel Europa en Noord-Amerika te minimaliseren. Conservatieve schattingen gaan uit van 30.000 slachtoffers, sommige onderzoekers vermelden 60.000 doden, de meeste daarvan vrouwen. Wat Desmet eigenaardig genoeg niet aanhaalt, is dat de laatste grote golf van zulke heksenvervolgingen uitdoofde rond het midden van de achttiende eeuw. En dat is de periode die in de geschiedenisboekjes al wel eens de Verlichting wordt genoemd.
Desmet mag dan stellen dat de intensifiëring van het fenomeen van massavorming [na de Verlichting…] een logisch uitvloeisel van de effecten van de rationalisering en de mechanisering van de wereld was (naar PvT, p. 128). Maar in plaats van dit hard te maken, stelt hij zichzelf tevreden om als een volleerde revisionist de massavormingen in pre-Verlichtingstijden te minimaliseren of verkeerd voor te stellen. Als ik kijk welke historische voorbeelden Desmet aanhaalt, en vooral niet aanhaalt in zijn boek, dan bekruipt mij het gevoel dat (1) dat “proces van massavorming” voor en na de Verlichting in se even desastreus was maar (2) dat hij de “ontzagwekkende” massavorming in post-Verlichtingstijden verwart met de ontzagwekkende gevolgen van de 20ste-eeuwse totalitaire regimes die hij beschrijft.
Het moge vanzelf spreken dat ik de methodiek, de uitvoering en de omvang van de verschrikkingen en wreedheden van nazi-Duitsland of de Sovjet-Unie niet wil minimaliseren. Maar dat waren de gevolgen nadat deze regimes aan de macht kwamen. En net als de maatschappij in haar geheel, waren ook de controlerende en moorddadige middelen van die regimes gemechaniseerd. Mocht ik er nu op wijzen dat, qua ‘Desmettiaanse massavorming’, het nazi-Duitsland van Hitler het maar 12 jaar heeft uitgehouden (of 21 als we wel héél ruim tellen vanaf Mein Kampf, dat de hoofdjes en de hartjes klaarstoomde voor het grotere werk) en dat de Sovjet-Unie als staat zelf geen 70 kaarsjes kon uitblazen, dan ben ik even kortzichtig en tendentieus als Desmet en dan mis ik net als hem het belang van de tal van politieke, socio-economische en historische factoren.
Voor mijn laatste voorbeeld in deze categorie heb ik me laten inspireren door een oude e-mail van SKEPP-voorzitter Wietse Wiels, dokter en neurowetenschapper in opleiding. Tijdens de coronacrisis en vooral naar aanleiding van de protesten tegen de toenmalige maatregelen, waarin ook Desmet een belangrijke rol speelde, stuurde hij me een e-boek toe, namelijk Ordonnantie ende Reglement om te beletten den voordt-ganck der contagieuwse ziekte, gedrukt te Brussel in 1668 (en we zitten hiermee in de zoveelste uitbraak van de pest die door Europa raasde).
Het is een van de vele drukwerken die uitleggen welke gezondheidsmaatregelen men trof in de periode vóór de Verlichting. Om dit te illustreren geef ik een citaat uit het artikel van Thomas M. van Gulik: Isolatie en afstand houden in tijden van pest (08/12/2020):
Carnaval en kermissen gingen in tijden van pest ook niet door. De stadsbesturen en overheid stelden alles in het werk om verspreiding van de ziekte tegen te gaan. Al in de 16e eeuw werden ordonnanties uitgevaardigd, waarin werd verboden met veel mensen bijeen te komen. Zo werd een verbod op grote vergaderingen afgekondigd en werd het kerkbezoek beperkt, al kon dit niet tegenhouden dat de kerken druk bezocht werden door gelovigen die – door te bidden – Gods rechtvaardige toorn tot bedaren hoopten te brengen. Ook de kroegen en herbergen hadden het moeilijk, getuige de uit de 17e eeuw bewaarde bezwaarschriften van herbergiers tijdens de pestuitbraken in Amsterdam, waarin zij meldden dat hun omzet sterk was gedaald. De jongeren vormden toen al een doelgroep voor wie het verboden was zich ’s avonds of ’s nachts in drinkgelegenheden te begeven.
In die periode was de wetenschappelijk-medische praktijk géén gevolg van mechanistisch-materialistisch denken, géén gevolg van dat nefaste Verlichtingsdenken. Van het vermaledijde biologisch reductionisme waar Desmet zo erg op gebrand is, was nog geen sprake. Toenmalige dokters hadden zelfs geen weet van ziekmakende microben, virussen of bacteriën. En toch herkennen wij die getroffen maatregelen, de gevolgen daarvan én de reacties erop maar al te goed.
Het is jammer dat er zich in de kringen rond Desmet geen enkele historicus bevond die de moed had om hem aan te spreken over de gebrekkige historische inzichten die hij in zijn boek verspreidt.
Massavorming en hypnose
Op 8 mei 2023 kopte de krant De Morgen ‘Hypnose is helemaal niet zweverig’: hypnosebeurs probeert ‘imagoprobleem’ aan te pakken, maar nodigt dan Mattias Desmet uit. Terwijl de krantenkop vernietigend is voor professor Desmet, spaart journalist Michiel Martin in het artikel zelf ook de organisatoren niet. Op de beurs in Gent zijn, aldus de journalist, standjes te vinden
die cursussen ‘mesmerisme en magnetisme’, ‘manifesteren’ of ‘quantum healing hypnosis’ aanprijzen. Bij die laatste therapievorm krijg je toegang tot de kennis die je in andere levens hebt opgebouwd, en valt die kennis ‘te downloaden’.
Mesmerisme, quantum healing, kennis uit vorige levens downloaden, mij lijken deze overduidelijke vormen van pseudowetenschap en kwakzalverij niet de beste manieren om een imagoprobleem aan te pakken. Maar ze maken van die beurs wel het soort evenement waarop Desmet present geeft. En dat in tegenstelling tot bijeenkomsten van een meer academische aard.
Eerder dit jaar gaf Desmet eveneens een praatje tijdens een spiritueel festival in Deinze, tussen de handpalmlezers, astrologen, aurafotografen, kaartleggers en mensen die u tegen betaling aanleren om u druk te maken in niet-bestaande chakra’s. Dat festival werd georganiseerd door Bloom, het vroegere Para Astro, en dat is zowel de Vlaamse monopoliehouder van dat soort evenementen als de uitbater van onder meer een betalende astrolijn. Tijdens de coronacrisis pleegde academicus Desmet enkele artikelen voor het magazine van deze belangrijke promotor van pseudowetenschap en kwakzalverij.
Desmet maakte van hypnose een centrale metafoor voor massavorming. Of een vergelijking ermee. Op een andere pagina in zijn boek vond hij dan weer dat ze in wezen hetzelfde zijn. Andermaal lijkt Desmet maar niet te kunnen beslissen. Hoe dan ook, voor hem is massavorming onder meer
ín wezen een vorm van groepshypnose die individuen van elk vermogen tot kritische afstandname en ethisch besef berooft. Dit proces heeft een sluipend karakter; een bevolking valt er argeloos aan ten prooi. (PvT, p. 8, 9)
Maar er zijn wel verschillen met hypnose. In tegenstelling tot de hypnotiseur in een normale context, is de menner van het totalitariserende volk zelf ook gehypnotiseerd, in de ban van zijn eigen narratief. De reden is duidelijk, aldus Desmet: degene die de massa leidt, gelooft meestal fanatiek in de ideologische basis van het verhaal dat de massa beheerst. Tja, dat zal wel? Maar op geen enkele manier weet de professor deze claim hard te maken.
Om zijn dramatische ideeën te onderbouwen verwijst Desmet opnieuw naar Gustave Le Bon, die ook aangaf dat “het effect van massavorming identiek (is) aan dat van hypnose” (PvT, p. 137). Zelf beschrijft Desmet de overeenkomst tussen hypnose en massavorming als volgt.
Desmet wil illustreren hoe hypnose overeenkomt met dat ontzagwekkende psychologische proces van massavorming dat soms leidt naar totalitaire regimes van massamoordenaars en soms naar een variant met technocraten. En daarvoor moet Desmet wel met de strafst denkbare vormen en voorbeelden van hypnose over de brug komen.
Maar hier loopt hij opnieuw verloren. Niet zozeer in een wereld van vergelijkingen en metaforen, maar in een wereld van de platst denkbare clichés over hypnose en van uiterst doorzichtige onwaarheden.
In zijn boek schreef Desmet al enigszins overdreven dat men met een eenvoudige hypnotische procedure patiënten kan verdoven zodat men probleemloos insnijdingen kan maken (PvT, p. 140). Ik vind nergens een geloofwaardige bevestiging voor deze claim. Ook niet in het 88 pagina lange rapport van de Hoge Gezondheidsraad met de titel Hypnose, onder welke omstandigheden? (2020) dat nochtans zeer veel en zeer diverse voorbeelden geeft van aantoonbaar succesvol gebruik van hypnose in de medische zorg. Misschien heb ik erover gelezen.
In het ondertussen beruchte interview van september 2022 met de Amerikaanse handelaar in complottheorieën Alex Jones kon professor Desmet niet weerstaan om van een onwaarschijnlijke claim een nog onwaarschijnlijkere te maken. En dat is een eigenschap waar, in mijn ervaring, heel wat verzinners van onzin mee worstelen. Vergelijk het met de onweerstaanbare drang van de visser wiens snoekbaars in elke nieuwe versie van zijn toognarratief een centimeter of tien groter wordt.
Pepijn van Erp was de eerste die de kat de bel aanbond. Op 3 september 2022 tweette hij
Pepijn van Erp: “Toen ging hij [Desmet] opeens op boektoer in de Verenigde Staten en toen kwam hij dus ineens bij Alex Jones. En ik denk dat dat het eerste moment was dat ik dacht “laat ik eens even kijken hoe dat gaat”. Want Alex Jones, dat is natuurlijk zo’n bekende complotdenker en euh, idioot figuur. Ik dacht: “Wat gaat die Desmet daar nou weer vertellen”. Toen heb ik dat bekeken en ja, ik vond dat op zich wel een verbijsterend gesprek. Hoe hij daar op inging.
En toevallig – ik had daar wat commentaar op Twitter op geleverd – en toevallig pikte ik daar één stukje uit, zijn commentaar op de openhartoperaties onder hypnose waar hij bij zou zijn geweest. Ik merkt op dat dat een heel absurd verhaal zou zijn, dat helemaal niet kan. En dat werd opgepikt als een soort, euh (gegeven) om hem mee aan te vallen, ook in België. Tot mijn verbazing werd dat in het weekend opeens het item waarmee Desmet aan de schandpaal werd genageld. Het verhaal dat hij vertelde toen hij zo bij Alex Jones ging zitten, dat vond ik eigenlijk verbijsterender dan die ene uitspraak.”
Ik kan me volledig vinden in de uitleg van Pepijn: niet zijn leugen is nieuwswaardig, wel het feit dat hij op de schoot gaat zitten van een veroordeelde extremist en opruier als Alex Jones. Ik kom in het derde deel zeker terug op Desmets verbondenheid en verwantschap met extreemrechtse figuren en altright semiprofessionele complotbedenkers.
Hypnosis, Lies, Videotape én een Truc van de Foor
Nog twee merkwaardige punten voor ik dit stuk over Desmets massavorming en hypnose afsluit. Vrt-journalist Tim Verheyen citeerde Pepijn in zijn artikel Rector UGent distantieert zich van uitspraken Gentse prof bij Amerikaanse complotdenker Alex Jones van 5 september 2022:
“Het is vrij duidelijk geworden dat Desmet dit verhaal heeft opgepimpt. Hypnose wordt soms gebruikt als aanvulling op plaatselijke verdoving, maar niet voor een openhartoperatie”, zegt Van Erp op Twitter.
Hoe los je die discussie op? Gewoon even Dr. Elisabeth Faymonville bellen. Zij is het diensthoofd pijnbestrijding aan het Universitair Ziekenhuis van Luik en voert heel wat chirurgische ingrepen uit met hypnosedatie. En dat is een combinatie van hypnose én een zo laag mogelijke dosis pijnstillers of lokale verdoving. Hierdoor blijven de negatieve effecten van algemene verdoving uit. Tijdens zulke ingrepen staat trouwens steeds een anesthesist klaar om in te grijpen indien nodig. Zo lees ik althans in artikel van De Morgen uit 2014.
Pepijn van Erp: “En ja, dat bleef maar een beetje doorgaan en uiteindelijk heb ik samen met Peter Zegers contact gezocht met de expert in België, die hij oorspronkelijk ook aanhaalt, dokter Faymonville. En die heb ik uiteindelijk gebeld. Maar goed, zij legt heel duidelijk uit dat hoe Desmet daar tegenaan kijkt fysiek helemaal niet kan. Da’s heel duidelijk.”
Desmet werd in het nauw gedreven en aanvankelijk probeerde hij zijn claim af te zwakken. De professor was geen ooggetuige geweest bij zo’n ingreep, luidde het plots. Hij had wel een reportage van zo’n operatie gezien, met zijn eigen ogen, zowaar! Of misschien ook niet. Uiteindelijk gaf Desmet dan toch toe dat hij niet de waarheid had gesproken en verontschuldigde hij zich. Ik baseer me voor dit laatste op het artikel van Tim Verheyen.
Een half jaar had Desmet en een verder onbekende acoliete nodig om te stellen dat wij, het publiek, het allemaal toch wel een beetje verkeerd hadden begrepen:
Het was voor de welwillende toehoorder niet moeilijk om te begrijpen dat Desmet daar in een wat hyperbolische stijl sprak over operaties die hij op video had gezien (of althans meende op video gezien te hebben).
Plots was een onwaarheid waarvoor Desmet zich al verontschuldigd had, een uitspraak ‘in een wat hyperbolische stijl’ geworden over iets dat hij al dan niet meende gezien te hebben. Als dit gevalletje van Orwelliaanse Newspeak een voorbeeld van Desmets “vrijmoedig waarheidsspreken” moet voorstellen, waarover hij vierdaagse groepssessies aanbiedt a rato van 750 euro per persoon, als dit uiterst doorzichtig en flauw excuus zijn remedie moet voorstellen tegen een zich totalitariserende maatschappij, dan mag hij alvast mijn portie aan de kat geven.
Voor een grondige analyse van Desmets’ ongefundeerde uitleg in hetzelfde stuk, over hoe hypnose uit de operatiezaal zou geweerd zijn door de jaren heen, verwijs ik u graag naar de zeer interessante reactie met de titel Tijd voor nog maar eens een stropop … Psychoanalyticus Wouter Mareels maakt daarin gehakt van de fake geschiedenis van de medische hypnose door Desmet en volgeling.
Conclusie van Pepijn van Erp bij wat Desmet uiteindelijk weglachte en probeerde af te schilderen als een die storm in een glas water:
Pepijn van Erp: “Maar ik begreep dus pas later waarom het zo’n heikel punt voor hem is. Eigenlijk kan hij niet volhouden dat hypnose zo sterk is als dat hij wil doen voorkomen. En als hij het dan precies koppelt, of eigenlijk gelijkstelt aan die massavorming, dan kan hij logischerwijze ook niet volhouden dat die massavorming zo sterk is. En ja, daarmee is een belangrijke peiler onder zijn verhaal weggenomen. Toen dat tot mij doordrong, snapte ik al iets beter waarom hij zo aan die hypnose (vast)hangt.”
In een stuk dat door de slechte connectie verhakkeld werd, vertelt Pepijn nog dat het ontkrachten van dit verhaal waarschijnlijk aangevoeld werd als een dominosteentje dat onderuit wordt gehaald.
Ik had gezegd nog twee merkwaardige punten. Wel, dit was het eerste.
Ten tweede dan. Ondanks de dramatiek rond de openhartoperaties en Desmets heroïsch gespartel, ben ik meer een fan van de kleine loempigheden. Michiel Martin, de eerder genoemde journalist van De Morgen, schreef dat een aanwezige hypnotiseur hem niet veranderde in een kakelende kip. Het leek een flauwe grap maar het bevatte wel een terecht punt, namelijk dat de beurs nu net dat soort stereotype ideeën wilde bestrijden. Eén probleem, en het zal u maar overkomen: de beurs nodigde daarop een professor uit die net dat soort stereotype ideeën blijft verspreiden.
Met die kakelende kip arriveren we in de wereld van de zogenaamde theaterhypnose, stage hypnosis in het Engels. Dat is een traditie die al eeuwen meegaat en die wij kennen van schimmige figuren à la Rasti Rostelli. Het is genoegzaam bekend dat theaterhypnose op zich weinig tot niets met hypnose te maken heeft. Het is een vorm van entertainment die wel voorgesteld wordt als hypnose, maar die voor het overgrote deel berust op de selectie van enthousiastelingen uit het publiek. De entertainer kiest deelnemers die in ruime mate bereid lijken om mee te spelen in de act en om te voldoen aan de verwachte clichés en platitudes van zo’n show. Voeg daarbij enkele reeksen van dubbele boodschappen aan de deelnemers enerzijds en aan het publiek anderzijds en het feit dat mensen die niet zo uitbundig meespelen, zeer snel naar hun plaats teruggestuurd worden.
Niet zo voor Desmet. In zijn boek De Psychologie van Totalitarisme schrijft hij onder meer:
Het is genoegzaam bekend dat men mensen onder hypnose weliswaar dingen kan laten doen waar ze bij normaal bewustzijn pijnlijk beschaamd voor zouden zijn (zich ontkleden, ridicule danspasjes uitvoeren, enzovoort) en hen tot fysieke prestaties kan brengen waar ze normaal geenszins toe in staat zijn (bijvoorbeeld stijf als een plank tussen twee stoelen liggen) … (PvT, p. 148)
Het is bijna aandoenlijk dat de professor in deze context, in zijn grootse vergelijking tussen massavorming en hypnose, naast zijn kemel over de openhartoperaties, naast de verwijzingen naar theaterhypnose, ook nog eens de zogenaamde menselijke brug vermeldt. Of het stijf liggen tussen of op de leuningen van twee stoelen. Dat is niets meer of minder dan een truc van de foor, en dit in de meest letterlijke betekenis van de frase. Het heeft absoluut niets met hypnose te maken, maar alles met goeie ouwe Newtoniaanse mechanica waar Desmet zo’n afkeer van heeft.
De conclusie: Desmet benadert hypnose, dat een enorme rol speelt in zijn uitleg over het centrale begrip massavorming, met alle denkbare platitudes die mijlenver afstaan van de werkelijkheid. In plaats van het te verduidelijken, verzwakt zijn al te clichématige benadering van hypnose het concept massavorming.
Luisteraars die wel geïnteresseerd zouden zijn in een betrouwbaardere voorstelling van hypnose in medische en psychotherapeutische context, verwijs ik graag door naar het eerder vermelde rapport van de Hoge Gezondheidsraad en naar Vhyp.be. En dat is de website van de Vlaamse Wetenschappelijke Hypnose Vereniging die als doel heeft “de studie, beoefening en ontwikkeling van wetenschappelijke hypnose te bevorderen”.
De Nederlandse skeptici
Critici uit zeer verschillende hoeken hebben erop gewezen dat Desmets omgang met het gebruikte bronnenmateriaal, citaten en referenties aan de rekbare en twijfelachtige kant is, om het beleefd uit te drukken. Onder hen Pepijn van Erp.
Pepijn van Erp: “Mijn naam is Pepijn van Erp. Ik ben binnen Nederland, denk ik, één van de meest actieve skeptici. Meest bekend ook omdat ik in het bestuur zit van Stichting Skepsis, al een jaar of tien. En ik ben van daaruit ook het meest actief op de social media. En zeker sinds het begin van de coronaperiode kregen we, kreeg ik het zeg maar druk omdat natuurlijk allerlei complottheorieën naar voren kwamen. En complottheorieën waren al mijn eigen aandachtsgebied.”
Ik vroeg Pepijn, net als Eva Vanhoorne in deel 1, in welke mate hij zich kan vinden in de theorieën en ideeën van Mattias Desmet:
Pepijn van Erp: “Naaah, niet veel. Niet de dingen die hij naar voren brengt, die hij als nieuw naar voren brengt. Zijn belangrijkste punten zijn toch die massavorming en het idee dat het materialisme doorslaat en dat mensen weer terug moeten naar een intuïtieve manier om de werkelijkheid te beschouwen. Daar heb ik echt helemaal niets mee. In die zin voel ik daar niets voor.
Er zijn een paar punten die hij naar voren brengt, dat er in de wetenschappen best veel mis is, nou ja. Hij hangt bijvoorbeeld aan dat er heel veel onderzoek bij gebrek aan replicatie heel veel onderzoek, ja, wat een beetje als feit wordt weergegeven, dat dat helemaal niet zo zeker is. Ja, dat klopt wel gewoon. Maar de manier waarop hij het dan weer brengt, slaat weer volledig door.
Hij pakt een heleboel punten aan die mij wel bekend zijn, over chaostheorie (ja, daar is best wel wat over gekend). Maar de manier waarop hij daarmee aan de gang gaat (lacht). Elke keer denk ik: “Of hij heeft het niet begrepen, of hij speelt er een spelletje mee”. Nee, bijna bij al die dingen… daar heb ik problemen mee.”
Samen met de Nederlandse skepticus Peter Zegers checkte Pepijn vooral het bronnenmateriaal. Want daarmee leek niet alles even koosjer te zijn. Pepijn vervolgt zijn verhaal na de tweet over de openhartopertatie:
Pepijn van Erp: “En dan kreeg ik ook commentaar van mens als “Je valt Desmet hier nu wel op aan, maar je moet naar zijn groter verhaal kijken”. En, toen dacht ik, ja dat klopt eigenlijk wel, want ik heb zijn boek niet gelezen. Laten we daar eens naar kijken. En toen ben ik met Peter Zegers … die had zijn boek te pakken gekregen. Eerst dan gewoon onderling via Twitter, via de direct messages, kwam hij af met verbazingwekkende citaten die hij mij voorlegde waarvan we dachten “Nou ja, dat klopt niet”.
En toen zijn we wat structureler gaan kijken en toen hebben we het op ons genomen om gewoon dan dat hele boek te gaan factchecken. Aan de ene kant geeft hij wel een hoop bronnen, maar als je dan gaat kijken en die bronnen zelf probeert te vinden – en soms is dat niet eens zo heel gemakkelijk – dan blijkt toch dat hij daar vaak een hele draai aan geeft.
Op een gegeven moment ontstaat er zoiets als “Nou, hier gaat hij ook al weer … hier doet hij ook iets raars mee. Laten we het dan toch maar eens heel systematisch opschrijven”. Maar het werd ondertussen zo veel dat we moesten gaan nadenken over de vorm.”
Resultaat: het artikel Hoe Galileo’s metingen tot de gaskamers leidden, ofwel de stuitende slordigheden van Mattias Desmet dat verscheen op de blogwebsite kloptdatwel.nl, die verbonden is aan de Nederlandse Stichting Skepsis. Het is een lang stuk geworden: Peter Zegers schreef de inleiding en die wordt gevolgd door een index. In het eigenlijk stuk leggen Pepijn en Peter hoofdstuk per hoofdstuk de grootste kemels en manco’s bloot. Die zogenaamde uitschieter bij Jones bleek dus geen zeldzame slordigheid van Desmet te zijn.
Ik ga in deze episode het vele en harde werk van Pepijn en Peter niet dunnetjes overdoen, noch kaalplukken. Het artikel heeft me al geholpen met de commentaar op Desmets herinterpreatie van Heisenbergs onzekerheidsrelatie en met het geval Erich Voegelin. Beide heb ik in het eerste deel van deze reeks aangehaald.
Hoewel ik mij ervan bewust ben dat het probleem met de manier waarop Desmet citeert niet alleen een kwestie is van kwaliteit, maar zeer zeker ook van kwantiteit, wil ik hier bij wijze van afsluiter een top drie presenteren.
Voorbeeld 1
Desmet vermeldt een studie “die vond dat het aantal miskramen bij gevaccineerde zwangere vrouwen acht keer hoger is dan normaal?” (TvP, p. 81). Blijkbaar vindt Desmet niet-gevaccineerd normaal, maar soit. Dit citaat zit trouwens ingebed in enkele zeer suggestieve vragen.
Pepijn en Peter dan:
Met name het aanhalen van de studie waaruit een sterke correlatie tussen miskramen en vaccinatie zou blijken, toont aan dat Desmet hier bewust een vuil spelletje speelt. Het kan hem immers niet ontgaan zijn dat er veel ophef was over deze studie (in een ‘journal’ met een uitgesproken antivax agenda) waarin de onderzoekers een enorme denkfout maakten. Die was zo duidelijk dat ze er zelf voor zouden gaan zorgen dat die ingetrokken werd.
Verder noemen beide skeptici dat fragment een gevalletje van JAQ-ing off, “gewoon maar vragen stellen”, waarbij de zogenaamde ‘vragen’ geladen zijn en de bedoeling hebben om een tendentieuze agenda niet al te best te verbergen.
Ook de website Tegenwindmolen maakte soortgelijke bedenkingen: Desmet laat wel vaker data uit een onderzoek in zijn kraam passen, mits, heel belangrijk, mits een kleine verdraaiing van die feiten.
Voorbeeld 2
De ‘overeenstemmingsexperimenten van Asch’ zijn een klassieker in het genre. Het gaat over een reeks psychologische onderzoeken waarin één testpersoon en een groep acterende medestudenten twee beelden krijgen geprojecteerd. Iedere deelnemer moet luidop zeggen welke van drie lijnen even lang is als een aparte lijn. De acterende studenten geven een overduidelijk fout antwoord. De vraag die Asch zich hierbij stelde, was in welke mate de échte proefpersoon zich door hen liet beïnvloeden. Voor psycholoog Desmet geeft het experiment van Asch de enorme impact van massavorming weer op het individuele beoordelingsvermogen.
Ik citeer uit het artikel van Pepijn en Peter:
Desmet benadrukt vooral dat ‘maar’ 25 procent van de proefpersonen consequent bij het overduidelijk goede antwoord bleef en zich dus niet liet misleiden door het oordeel van de meerderheid. Hij vergeet te vermelden dat het aandeel proefpersonen dat heel vaak met de meerderheid meeging als die het expres mis hadden ook niet zo groot was (14 van de 50 gingen in meer dan 6 van de 12 gemanipuleerde gevallen mee met de meerderheid).
Conclusie van Van Erp en Zegers:
De belangrijkste bevindingen van Asch met betrekking tot deze experimenten worden overigens sowieso in veel artikelen genegeerd. Voor Asch (en zijn tijdgenoten) waren de experimenten namelijk juist bewijs van de kracht van onafhankelijkheid zelfs onder omstandigheden waar een onafhankelijk oordeel erg onder druk komt te staan.
Voorbeeld 3
Op het einde van zijn boek beschrijft hoe angst voor een virus, het coronavirus, een situatie creëert waarbij de weerstand tegen dat virus vermindert. In zijn boek schrijft Desmet:
Zoals hogerop beschreven, gebeurt dat ten dele doordat psychische ontreddering het biologische ‘milieu’ waarin het virus terechtkomt, ingrijpend verandert en van zijn weerstand berooft. Denk ook aan de uitspraak van Béchamps [sic] die ook Louis Pasteur op het einde van zijn leven bekrachtigde: “De microbe is niets, het is het milieu dat telt. (PvT, p. 226)
De reactie van Pepijn van Erp en Peter Zegers:
Nog een bewijs dat Desmet nogal wat dubieuze literatuur tot zich neemt is het opvoeren van de vermeende bekentenis van Pasteur dat zijn tegenstrever Béchamp toch gelijk had, een verzinsel dat vooral bij kwakzalvers geliefd is.
Inderdaad een aanwijzing dat Desmet enige voorliefde lijkt te hebben voor zeer twijfelachtige Franse figuren van rond de vorige eeuwwisseling.
Béchamp was een arts die de zogenaamde ‘terreintheorie’ aanhing: de mens zou zelf ziekmakende bacteriën en virussen produceren en de groei ervan bevorderen. Hij was dus ook een tijdgenoot van Louis Pasteur, wiens “’theorie van de ziekteverwekker’ of ‘microbe-theorie’ een van de belangrijkste ontdekkingen in de medische geschiedenis” is. En ja, ik citeer hier luiweg uit Wikipedia. Omwille van een geschil met Pasteur gaf Béchamp zijn positie als decaan van de Vrije Faculteit der Geneeskunde in Rijsel op. Zijn rancune tegenover Pasteur behield hij.
Desmets boek kwam uit in volle coronacrisis en de brave professor had al eerder zijn vragen gesteld bij het virus, dat hij tussen ironiserende of relativerende haakjes zette in een van zijn eerste opiniestukken. Hij had goede contacten met de notoire complotdenker en virusontkenner Brecht Arnaert en reeds in 2018 liet hij zijn voorliefde blijken voor alternatieve geneeskunde, getuige een interview dat hij gaf voor het vakblad Beauty Journal.
Desmet denkt dat psychische ontreddering het ‘biologische’ milieu zo kan aanpassen dat de mens zijn weerstand tegen dat virus verliest. Béchamp denkt dat het zieke ‘milieu’ virussen creëert. De theorie van Béchamp en de vakterm ‘milieu’ hebben dus heel andere betekenissen dan wat Desmet ons wil doen geloven. Maar ook dat mag ondertussen geen verrassing meer zijn.
Bedankt voor het luisteren.
Ik heb een lijst met boeken, artikelen en een selectie van pod- en vodcasts ondergebracht in een apart blogartikel: Leeslijst bij de podcastreeks over Mattias Desmet. De link vindt u op luminati.be.
Mijn naam is Frank. Schijnwetenschap en complottheorieën: dat zijn mijn onderwerpen. En die benader ik kritisch. Zo beeld ik mij toch in.
Voor zover ik weet, is er geen enkele organisatie, vzw, broederschap, groot-loge, religieuze orde, geheime dienst, nest reptielmensen of wat dan ook, die wil dat ik in hun naam schrijf of praat.
Ik ben er zeker van dat mijn uitleg voor verbetering vatbaar is en ik sta dan ook open voor correcties en aanvullingen. U weet mij te vinden.
Leeslijst
Ik heb een lijst met boeken, artikelen en een selectie van pod- en vodcasts ondergebracht in een apart blogartikel: Leeslijst bij de podcastreeks over Mattias Desmet. De link vindt u op luminati.be.